Parentificatie
Kristin BRANTEGEM
BEPALING
Ouders projecteren afgesplitste behoeften en/of persoonlijkheidskenmerken op hun kinderen waarbij het kind in de interactie zodanig wordt beïnvloed dat het zich steeds meer conform de projectie van zijn ouder(s) gaat gedragen.
Kinderen hebben niet het vermogen om die projectie te onderkennen en af te weren. Een kind past zich – vanuit gebondenheid en loyaliteit – aan de ouderlijke bewuste en onbewuste behoeften aan.
Dit verschijnsel noemen we het parentificatieproces.
Hierbij gaat een kind zich steeds meer en meer aan het afgesplitste deel of de behoefte van de ouder(s) conformeren. Tegelijk groeit hierdoor bij de ouder meer en meer de primitieve afweer tegen dit afgesplitste deel. Binnen deze interactie ontstaat meer en meer een groeiende onderlinge afhankelijkheid.
VOORBEELD
“Ik ben niet vrij van mijn vader, ik raak er niet los van.”
De vader neemt te veel ruimte zonder zicht op wat dit bij zijn zoon veroorzaakt. De zoon perkt zijn ruimte in, zelfs nu hij volwassen is en zet dit patroon verder in zijn actuele relatie met zijn partner. Al beweert deze zoon dat hij het met zijn dochter anders heeft gedaan, toch heeft hij haar een eenzijdig manbeeld meegegeven.
Op deze manier wordt een roulerende rekening in gang gezet, gepresenteerd en vereffend niet met de vorige – maar wel met de volgende generatie en in de horizontale relaties, wat op zijn beurt via de triade-vorming eveneens zijn effecten heeft op de volgende generatie. Onder triade verstaan we de driehoek moeder-vader-kind.
De vorm van parentificatie van het kind hangt dus af van welk deel de ouder van zichzelf in het kind projecteert en van het relatiethema waarin de ouder zelf is vastgelopen. Deze thema’s halen we uit de ontwikkelingsstadia zoals ze door de psychoanalyse werden uitgewerkt:
BESPREKING
Er worden 4 soorten onderscheiden:
A. Kind voldoet aan de narcistische gedragsverwachtingen van de ouders
B. Kind voldoet aan orale zorgbehoeften van de ouder
1. Het perfecte kind
Welke noden van de ouder vult het kind in?
Zijn gevoelig voor de verwachtingen en delegaties van ouders. Vooral voor de verwachtingen van ouders om ook buiten het gezin binnen de invloedsfeer van het gezin te blijven. Enerzijds worden deze kinderen in tegenstelling tot zorgende en zorgbehoevende kinderen wel de wereld ingestuurd maar ze hebben er een ouderlijke opdracht. Ze moeten zich als het ware houden aan de opdracht van degenen die hen uitsturen.
Deze kinderen halen meestal zeer goede schoolresultaten en/of maken beroepskeuzen die aansluiten bij de impliciete of expliciete wensen van hun ouders. Ze gedragen zich zowel in de thuis- als in de buitenwereld zoals de ouders vinden dat hun kinderen zich horen te gedragen.
Perfecte kinderen zijn in de ogen van hun ouders geslaagde kinderen. Al hun inspanningen en – ook die van hun ouders zelf – zijn erop gericht de ouders vooral het gevoel te geven dat ze geslaagde ouders zijn.
Vaak zijn het ouders die als kind zelf zo’n rol hebben aangenomen, daar geen of onvoldoende erkenning voor hebben gekregen en de onvereffende rekening aan hun kinderen presenteren. Zij moeten doorheen hun gedrag de perfectie van de ouder voortzetten zodat via de kleinkinderen de grootouders eindelijk erkennen hoeveel moeite ze hebben gedaan. Het gaat in het geval van het perfecte kind zeker om een intergenerationele roulerende rekening.
Indien een kind er niet in slaagt om aan die verwachtingen te voldoen vervallen ze gauw in de zondebok rol, ze worden de spiegel voor het verzet dat de ouders hebben geofferd.
Gevolgen voor de ontwikkeling:
Het perfecte kind is de trots van zijn ouders krijgt uitgesproken al dan niet en krijgt veelal uitgesproken waardering. Deze kinderen krijgen heel sterk de boodschap dat ze geslaagd zijn maar niet om wie ze zijn, wel om wat ze presteren.
Het perfecte kind ontkent zijn persoonlijke noden en behoeften en vooral schermt zich emotioneel af. Het zal alle gevoelens onder controle houden die de ouders het gevoel geven geen geslaagde ouder te zijn. Zo zien we dat er soms generaties lang in een familie gevoelens worden verdrongen die noodzakelijk zijn voor een volledige beleving van de menselijke werkelijkheid.
Het perfecte kind weet vaak niet wat het heeft aan eigen verwachtingen. Het maakt van de verwachtingen van anderen zijn eigen verwachtingen en is dus relationeel sterk aanleunend en afhankelijk, wat verschillend is van ontvankelijk.
Liegen en vermijden is een systeem, gebruikt als overleving om bij verraad toch nog een poging te doen om de ouderlijke verwachtingen en later anderen – in te lossen. Dit liegen brengt echter schuldgevoelens mee, in de eerste plaats tegenover zichzelf en dit ongeacht of het ontdekt wordt of niet.
Hun leven is vooral gefocust op strenge zelfdiscipline en wil de lust vergaat ze vaak! en op het bereiken status en maatschappelijk succes.
Hun persoonlijk leven wordt gekenmerkt door een weinig ontwikkelde intimiteit, afgeschermde emoties, vaak veel vrienden die de diepe eenzaamheid achter de innerlijke leegte moeten afschermen.
Hun voortdurende aanpassing gaat ten koste van hun eigenheid waardoor ze wel succes hebben om al wat ze presteren maar niet gewaardeerd worden om hun eigenheid (hun zelfactualisatie om het met Maslow te zeggen). Ze leven vanuit de ogen van de ander en kijken met die ogen oordelend naar zichzelf, naar anderen en naar de wereld. Dat zijn evenwel schaduwaspecten die ze slechts moeizaam onder ogen willen zien.
Zien het leven als iets dat moet opgelost worden en niet als een proces in ontwikkeling dat om ruimte en tijd en “een verwijlen bij” vraagt.
Leven in een zekere grootheidswaan dat ze het alleen maar goed maken of denken dat ze meer aankunnen dan ze aankunnen (progressieve pool) of met de angst ontmaskerd te worden in waar ze eigenlijk in falen (regressieve pool) = geen correcte zelfinschatting.
Vaak gaan ze pas in therapie bij klachten van overspanning of bij totaal opgebrand zijn. Ze zijn ook de specialisten die anderen in begeleiding sturen maar zij zijn wel okee, “ze hadden eigenlijk zo’n fantastische ouders!”
Te leren
omgaan en dragen van faalangstige gevoelens.
Vertrouwen ontwikkelen en opgeven van vermijden en liegen en waarachtig contact aangaan met henzelf en anderen.
omgaan met de innerlijke leegte in zichzelf op de plaats waar zich normalerwijze gevoelens ontwikkelen. zicht krijgen en toelaten van hun angstige, depressieve, melancholische kern toelaten van de angst voor ontmaskering in hun kleinheid en onvermogen om zichzelf te zijn in meer dan wat anderen van hen verwachten. Toelaten van hun beperkingen en falen. Toelaten van hun diepe angst voor afhankelijkheid van een feilbare ander.
Gericht blijven op eigen behoeften en het exploreren van de emotionele aspecten ervan.
Doorbreken in gezin van herkomst van het opgehangen “imago” en zich bekennen in wat dat imago zoal verhult.
Destructief recht en ethisch onevenwicht in de balans van geven en nemen
Dezelfde oordelen die ze naar zichzelf hanteren, hanteren ze ook naar anderen en naar de wereld. Leven met de illusie dat alles zijzelf, de anderen en zelfs het leven maakbaar is. Zeer grote angst voor de dood vanwege een niet echt helemaal aanwezig zijn bij het leven en bij henzelf en anderen. Hebben ook de neiging anderen niet te waarderen voor wat ze zijn maar voor wat ze presteren, vooral eigen kinderen. Maken vaak een vlotte indruk en hanteren een meer of minder geraffineerd taalgeweld.
Pathologie
Stress Verdrongen depressie en psychosomatische klachten.
Bestaanskwaliteit
Zeer goede organisatoren.
Vlotte en toch schroomvolle mensen die – eenmaal ze hun openlijk of stiekem geraffineerd taalgeweld hebben losgelaten dynamiserend zijn voor anderen.
2. De zondebok en het zwarte schaap
Zondebok : progressieve pool
Zwarte schaap: regressieve pool
Zwart schaap en zondebok waren aanvankelijk perfecte kinderen die op een bepaald moment gefaald hebben. Ze zijn er Âondanks hun streven om zo perfect mogelijk te voldoen aan de verwachtingen van hun ouders – niet in geslaagd de emoties bij hun ouders en de spanningen tussen deze hen te controleren. De spanningen naar hen toe trekken is de manier die ze ontwikkelen om toch enige greep te krijgen op de spanningen tussen anderen.
Welke noden van de ouder vult het kind in?
Beiden nemen de zorg voor het gezin op door de schuld van de spanningen op zich te nemen. Het kind offert zich op en wordt geofferd ten voordele van het gezin.
Beiden vermijden dat de ouders de spanningen tussen en onder elkaar onder ogen moeten zien en oplossen. Ze helpen de schijn ophouden. Zeer snel wordt het gedrag van het kind als oorzaak benoemd van de echtelijke moeilijkheden.
Beiden worden onuitgesproken en op oneerlijke wijze gedwongen om verantwoordelijkheid op zich te nemen voor de lasten en vergrijpen van een ander (Nagy en Krasner)
Het kind krijgt hiervoor geen erkenning maar wordt eerder als last ervaren en. Het helpende wordt afgestraft en met schuld beladen.
Vaak gaat het om gezinnen waarbij een partner de ander uitbuit en/of domineert en deze laatste zich niet verweert tegenover die uitbuiting. Het kind gaat zich dan uitgesproken weerbaar opstellen en leeft de verborgen kant van zijn niet weerbare ouder uit.
Vb. Een volwassen man bootst het vermijdende gedrag van zijn moeder na. Bij de vraag zich weerbaarder op te stellen tegenover zijn vader gaat hij zijn moeder aansporen om zich weerbaarder op te stellen en neemt hij het voor zijn moeder tegenover zijn vader op, waardoor hij de agressie van zijn vader en moeder riskeert. Vanuit deze positie riskeert het (volwassen) kind zondebok te worden.
Sfeer in het gezin
Beiden doen alles opdat het gezin niet uit elkaar zou vallen. Echtelijke conflicten en frustraties worden via hen gekanaliseerd.
Vaak ontstaat er uitstoting uit het gezin door plaatsing in jeugdzorg of in ergere gevallen, de gevangenis. Door de relatie van het geven en de zorg voor de ouders te ontkennen in de begeleiding veroorzaakt de jeugdbegeleiding juist dat het kind zijn destructief gedrag voortzet om te bewijzen dat het nergens lukt en de ouders het uiteindelijk nog beter deden.
Het narcistisch element heeft betrekking op het afgesplitste element van één of beide ouder(s), namelijk de “slechte, weerbare kant” die het kind gaat uitleven.
Verschil tussen zwart schaap en zondebok:
1. Zwart schaap ondergaat en slikt alles in, draagt zonder weerstand de parentificatie en roept daardoor ook een zeker mededogen op in de omgeving
2. De zondebok verzet zich tegen onrechtmatige uitlatingen, bejegeningen en verwachtingen. Hij rebelleert en weigert zich te laten parentificeren maar slaagt er evenwel niet in zijn emotionele behoeften en ethische aanspraken te laten gelden. Hoe meer hij dit probeert hoe meer hij zijn aanspraken verspeelt.
Hij krijgt dan ook geen mededogen en wordt door iedereen als dader gezien. Enerzijds ontwikkelt hij wel weerbaarheid maar anderzijds ondergaat hij relationele schade.
Gevolgen voor de ontwikkeling
Gekwetst zelfbeeld (leeft vooral enkel zijn zwarte kant uit en identificeert er zich mee)
Minderwaardigheidsgevoelens vooral wat betreft tedere en milde gevoelens
Wantrouwen tegenover anderen, “ik heb het toch altijd gedaan”
Leeft in een permanente “outsider-positie” wat zich vaak in zijn levensgeschiedenis herhaalt. Erbij horen, samen in een team of groep werken blijven moeilijke thema’s in hun leven
In vriendschaps- en intieme relaties hebben ze veelal het gevoel het niet waard zijn bemind te worden zonder zich te moeten aanpassen en dat wordt openlijk geweigerd vooral in het geval van de zondebok, stiekem in het geval van de zondebok.
Ervaart zich als niet gerechtigd om te ontvangen want deugt toch niet
Zwarte schaap: gevoelens van machteloosheid, zinloosheid, nutteloosheid, het eeuwige slachtoffer
Zondebok : eeuwige dader: zolang hij in destructief recht zit, kan hij zich niet toeverlaten op anderen; leeft vanuit de houding “ik heb niemand nodig, ik zorg wel voor mezelf”
beschikt wel over sociale vaardigheden en gedragsvormen die deel uitmaken van wederkerige, hechte relaties, zoals empatisch zijn, actief zorgen dragen voor en een leidende rol opnemen maar kan ze niet of moeilijk ontvangen. houdt impliciet heel veel rekening met de belangen, wensen en opvattingen van anderen maar plaatst er zeer expliciet de zijne naast wat vooral conflicten geeft met die personen die getraind zijn in vermijding en non-differentiatie.
komt over-assertief over en zijn probleem is niet opgelost zolang hij dat imago blijft geven. Dat is een zelfbescherming om niet van de wereld en anderen afhankelijk te moeten zijn. Hij houdt anderen daarmee op afstand, niemand vermoedt dat hij iets kan nodig hebben.
Onbewust is er veel verlangen en lijden om het gemis aan “horen bij”. Hij kan zich niet echt verbinden want hij mist het vertrouwen het heft uit eigen handen te geven aan de ander waar het op respect voor zijn persoon aankomt. Hij heeft nodig dat anderen voor hem opkomen. Dat is wat hij voor anderen doet maar ziet er zo sterk uit dat niemand dat ook doet. Kiezen ook vaak niet moedige partners uit waardoor hun verwachtingen uitkomen. Zo kunnen ze hun eigen patroon voortzetten.
Het levenslot van de zondebok is dat er altijd maar een pseudo-verbondenheid is die op ieder moment kan opgezegd worden. Hij geeft veel maar kan niet of slechts moeizaam empathie en mededogen ontvangen en is vaak te trots en tegelijk te bang om zonder eisen te formuleren wat hij nodig heeft.
Vaak afgunst voor de kinderen in het gezin die meer geaccepteerde rollen op zich namen, bijv. perfecte kind en zorgende kind, die wel waardering krijgen voor hun geven, wat nog geen erkenning betekent. Krijgt ook vaak de afgunst van die anderen over zich omdat zij de vrijheid missen en de autonomie die de zondebok – en zelfs het zwarte schaap – in ruime mate verworven heeft.
Gezinskenmerken
Hardnekkige afleidingsmanoeuvres naar één kind
Bijna dwangmatig volhouden dat er geen ouderlijke conflicten zijn
Verwijten van beide ouders aan het adres van eerdergenoemd kind
Meedoen van het kind aan dat patroon
Te leren
1. Zwart schaap: verantwoordelijkheid nemen voor eigen bijdrage
omgaan met het gevoel “ik ben zwart en slecht” als ik wil bestaan onder mijn voorwaarden bescherming vragen tegen laster en blaam en verkeerde interpretaties van wat de zondebok doet: “Sta me bij zodat ik niet weer de schuld krijg en belasterd word”.
Uit een conflict als winner te komen i.p.v. als loser en degene die er weer uit moet gaan of eruit gegooid wordt.
2. Zondebok
Ruimte vragen voor eenzaamheid, de pijn, het verdriet en de kwetsbaarheid die de keerzijde vormen van de levensmoed en die richten op het eigen bestaan en niet op de verdediging van anderen
Verdediging durven vragen Bewustzijn ontwikkelen van de enorme kracht achter de moed om te zeggen en te zijn
Pathologie
Fysieke klachten: depressie en psychosomatisch klachten die gepaard gaan met machteloosheid (zwart schaap) of almacht (zondebok). Vaak uiten de klachten zich eerder op ethisch en geestelijk niveau.
Destructief recht en ethisch onevenwicht in de balans van geven en nemen
Inzien van de schade die aan anderen wordt toegebracht en onderkennen van de zelfschade. Voor de zondebok vooral de ethische en sociale schade.
Bestaanskwaliteit
Eens de problematiek opgelost een waarachtig en vrij mens Een voorbeeld van leven binnen de spanning “goed en kwaad” aspecten van het leven die beide nodig zijn om een menselijk bestaan mogelijk te maken. Brengt nieuwe lucht in systemen door het systeem te doorprikken en de donkere kanten ervan boven te halen.
Vandaar een goede conflictmanager. Hij is de betrokken outsider die zich in de arena waagt en zich daar vlot tegelijk kwetsbaar en groots opstelt
Kan zich sterk engageren eens hij voldoende vertrouwen krijgt. Toch blijft hij altijd een outsider die de klink van de buitendeur steeds in de hand houdt. Kan stimulerend zijn voor anderen door het aanreiken van de duistere kant van het leven als levensnoodzakelijk is voor de heling van mensen en systemen.
3. Het zorgende kind
Welke noden van de ouder vult het kind in?
1. Zorgende kinderen die huishoudelijke taken opnemen: zorgen voor broers en zussen
2. Zorgende kinderen die psychologische zorg opnemen: gesprekspartner en toeverlaat van vader, moeder, of/en andere leden van het gezin
Dikwijls is de ouder overbelast of uitgeput, wat ook met de intergenerationele balans van de ouder te maken heeft. Het zijn de lieve, meegaande en behulpzame kinderen.
Ze hebben reeds zeer vroeg, te vroeg, een gevoeligheid ontwikkeld om zich in te leven in de ouders en hun moeilijke situatie en pogen door tegemoet te komen aan hun noden de last te verminderen.
Ze voelen de pijn uit de niet verwerkte thema’s vanuit het verleden bij de ouders aan en pogen de pijn te verzachten of te herstellen. Vaak hebben deze ouders zelf een tekort aan ouderlijke zorg gehad, zijn ze overbelast en weinig beschikbaar voor hun kinderen. Het zorgende kind wordt dan een ouder voor zijn ouder(s) en voor broertjes en zusjes.
Gevolgen voor de ontwikkeling
Weinig of veel minder contact met leeftijdsgenootjes. Het verkeert liefst onder volwassenen. Het gebruikt altijd zijn gezond verstand en is vanwege zijn sterke voelsprieten sterk gericht op de noden van anderen. Speelsheid, spontaneïteit, uitbundigheid en onbezorgdheid is de prijs die het kind van zichzelf inlevert.
Het voelt zich sterk is eigenlijk te sterk -en vindt dat het niet zwak mag zijn.
Het zet zichzelf onder druk.
Heeft moeite om de eigen noden en behoeften te kennen laat staan ze in dialoog te brengen.
Permanent bezig met geven of zelfbeschuldiging om niet genoeg geven.
Sfeer in het gezin
Daar de zorg die het kind de ouder geeft, vooral de kinderen die toeverlaat en gesprekspartner van hun ouder zijn, zelden resulteert in een zich beter voelen van de ouder(s) leidt bij het kind tot een gevoel van schuld en incompetentie, minderwaardigheid en uiteindelijk een negatief zelfbeeld omdat het niet heeft kunnen realiseren wat het wil.
Ontwikkelen daarnaast ook een negatief beeld van de andere, de wereld. Iedereen is egoïstisch en wil van mij profiteren
Hebben het vertrouwen verloren dat er maar iemand zou kunnen zijn die hen iets zou willen en kunnen geven.
Zorg heeft de plaats ingenomen van tederheid
Te leren
Vragen om hulp en aandacht
Ontvangen van hulp en aandacht
Gevoel leren dragen dat de ander te veel geeft of tekort gedaan wordt.
Leren dat anderen mogen proberen te profiteren dat ze mogen neen zeggen Leren geven vanuit een wens en niet vanuit een onvermogen om te weigeren
De controle over anderen onder ogen zien en loslaten is een moeilijk en beangstigend proces maar biedt ruimte voor meer tederheid en ontvankelijkheid
Erkenning leren vragen en ontvangen van begeleider, ouders, broers, zussen vrienden van de familie etc. voor het offer dat ze gebracht hebben en de gevolgen ervan voor hun leven en dat van anderen rondom hen
Behoeften leren onderkennen en in dialoog brengen Leren omgaan en dragen van gevoelens van schuld en incompetentie, minderwaardigheid Positief zelfbeeld ontwikkelen en antwoord ontwikkelen op de vraag “wie ben ik als ik stop met geven en zorgen?”
Ontwikkelen van de passieve, ontvangende kant, toelaten van afhankelijkheid van anderen
Geven wat de ander echt nodig heeft en niet wat zij denken dat hij/zij nodig heeft
Leren leven met het recht van de ander om ook het recht op geven en zorgen in de relatie te brengen
Ontwikkelen van nieuw zelf-, mens- en wereldbeeld
Hoe kijkt hij naar zichzelf, anderen? Kan hij de ander(en) die ook in hem willen investeren ook als betrouwbaar ervaren?
Pathologie
Fysieke klachten: Uitputting, Depressieve klachten
Destructief recht en ethische ontwrichting van de balans van geven en nemen:
Geeft anderen geen kans om terug te geven en zich ook eens sterk en zorgend te voelen.
Beladen de anderen met een permanent gevoel van in de schuld staan.
Zorg is verworden tot een controle op de relatie
Bestaanskwaliteit
—
4. Het kind dat kind moet blijven
Nagy beschrijft het “klein” houden als één van de zwaarste vormen van parentificatie.
“Bezitterige, overbeschermende attitudes van de ouders kunnen leiden tot een verstoorde persoonlijkheidsontwikkeling van het kind”.
Welke noden van de ouder(s) worden ingevuld?
Veelal gaat het om de jongste van een gezin, een nakomertje of een enig kind.
Veelal vanuit een niet echt gerealiseerde relatie tussen ouders onderling of/en een gemis aan een zinvolle bezigheid van een van de ouders buiten het ouderschap, moet het kind dienen om de behoefte aan zorg geven van een van beide ouders te bevredigen.
Wanneer het enige kind of het laatste kind het huis uitgaat, dreigt ofwel de man-vrouwrelatie tussen de ouders weer op de voorgrond te komen of de vraag naar de zinvolle invulling van de ouders zonder het geven van zorg aan hun kinderen.
Wanneer het overblijvende kind voelt dat dit een probleemgegeven vormt, zal het zijn autonomie uitstellen en afhankelijk blijven om de ouders niet met hun problemen en hun leegte te confronteren. Ouders doen daar ook het nodige voor, door het kinderen extra moeilijk te maken om het huis uit te gaan, bijv. materiële en andere verwenning en toegeeflijkheid, het huis als hotel zonder enige bijdrage van het kind om dat hotel te helpen runnen, etc
Vaak wordt dat jongste kind ook gebruikt om de verwachtingen die de vorige kinderen niet hebben ingevuld evenwel nu nog te realiseren.
Sfeer in het gezin
Autonomie van een van beide ouders onvoldoende uitgebouwd en/of de ruïne van man-vrouwrelatie tussen de ouders ontaarden in verwenning en overprotectie van het overblijvende kind.
Dit kan zelfs blijven bestaan na het huwelijk van het kind of de kinderen. Het kind kan niet in de eerste plaats een partner worden, het blijft in de eerste plaats de zoon of dochter van zijn ouder(s).
Gevolgen voor de ontwikkeling
Kind blijft zitten in een toestand van onvermogen om verantwoordelijkheid op te nemen voor zichzelf, zijn horizontale relaties en zijn eventueel nageslacht. De autonomie van het kind wordt geofferd aan de behoefte aan zorg geven van één of beide ouders.
Het volwassen kind offert zijn leven op om eeuwig zoon of dochter te blijven en sleurt daarin vaak de partner en kinderen in mee, die evenwel evenmin echt autonoom geworden zijn en op een of andere manier geparentificeerd.
Moeilijk opnemen van verantwoordelijkheden die horen bij het volwassen leven en het leren ingaan op risicovolle uitdagingen zonder de verantwoordelijkheid van de ouders in te schakelen.
Onvermogen tot het uitbouwen van volwassen relaties met een partner, onvermogen tot het nemen van een volwassen verantwoordelijkheid tegenover de eigen kinderen.
Het aangaan van horizontale relaties verloopt moeizaam daar een te grote beschikbaarheid ten overstaan van de ouders. Er zit een verziekte loyaliteitsconflict tussen horizontale en verticale loyaliteit en waarbij het verticale het altijd van de horizontale wint.
Krijgt bij zijn ouders niet de nodige ruimte en vrijheid om op een adequate wijze uitdrukking te geven aan zijn beleving, behoeften en relationele werkelijkheid. Een schijndialoog van in het beste geval twee naast elkaar gevoerde monologen staat een echte dialoog in de weg.
Zeer lage frustratiedrempel waardoor ook moeilijkheden in de horizontale relaties en met de eigen kinderen.
Leren omgaan met de grenzen die gegeven worden door de mensen in de horizontale relaties, meestal zoeken ze trouwens partners op die even grenzeloos zijn tegenover hen als zij met hun ouders en die het systeem mede bestendigen. Allen samen vormen ze systemen van wederkerige afhankelijkheden.
Te leren
Groot worden!
Inzicht verwerven dat naast het zogenaamd profiteren het nablijven bij ouders eveneens een geven is aan de ouder(s).
De angst voor de gevaarlijke wereld buiten trotseren en loslaten van het veilig nest, waar je klein kan blijven.
Kinderlijke denkkaders over het leven loslaten.
Inzicht verwerven in het eigen geven aan de ouders, enerzijds en in hoe ouders in gebreken blijven ten aanzien van een belangrijk aspect van de opvoeding, namelijk het vrijmaken van hun kinderen bevorderen, anderzijds. Leren de reeds geleverde verdiensten zien en daar aanspraak op maken.
Ontwikkelen van het recht op eigen en verlangens die horen bij de autonomie van de volwassene en dit los van de ouderlijke betutteling.
Stilaan de moed ontwikkelen om beslissingen te nemen ten gunste van eigenbelang in het domein waar de ouders greep op blijven houden en leren hun ontgoochelingen en kwellingen te dragen.
Leren zin en betekenis te geven aan het eigen leven in functie van de noden van zichzelf en anderen dan de ouders
Leren conflicten aangaan met ouders en elders
Pathologie
- Fysieke klachten: Ontwikkeling tot zieke of zwakke kind met psychosomatische klachten zonder dat er ooit een duidelijke fysiologische grond.
- Maken anderen partner of eigen kinderen depressief of ziek en tot zondebok van hun ouders.
- Destructief recht en ethische ontwrichting van de balans van geven en nemen:
- Het kind dat kind moet blijven is de meest belastende parentificatie naar de toekomst toe, omdat ze indien niet opgelost, zware schade toebrengt aan de volgende generatie. De verantwoordelijkheid voor de horizontale relaties (partners), de eigen kinderen en de triade-vorming, wordt ondergeschikt aan de verantwoordelijkheid voor de ouders, wat indruist tegen de orde van het leven zelf.
Bestaanskwaliteit
—
Geraadpleegde literatuur
M. Michielsen, W. Van Mulligen, L. Hermkens (red.), Leren over leven in loyaliteit,Uitg Acco
©Kris Roose, 1978-2004 – Laatste wijziging: 1 september 2004 [Naar origineel]
Meer artikelen: